Café-Restaurant Amsterdam

Historie

De tweede helft van de negentiende eeuw stond in het teken van de Industriële Revolutie. Er werden daarom veel fabrieken gebouwd, het Machinepompgebouw is er daar één van. Sinds 1853 werd door de Duinwater Maatschappij vanuit de duinen bij Vogelenzang water via een gietijzeren buizenstelsel naar de Haarlemmerpoort gepompt. Voor 1 cent per liter konden de Amsterdammers daar het zachte duinwater kopen. Directeur J. van Hasselt voorzag dat steeds meer mensen steeds meer water zouden gaan gebruiken. Omdat de pompinstallatie bij Vogelenzang dan niet meer voor voldoende druk zou kunnen zorgen, werd in 1897 besloten tot de bouw van het machinepompgebouw Haarlemmerweg. In 1900 werd het gebouw in gebruik genomen.

Aan de achterkant bevonden zich vier ondergrondse waterreservoirs met elk een inhoud van ongeveer tienduizend kubieke meter, die werden gevuld met duinwater. In de machinekamer, waar nu het restaurant is, stonden vier pompen die het water via enorme buizen in de kelder en de watertoren de stad in pompten. Aanvankelijk werkten de pompen op stoom - in het achthoekige gebouwtje aan de voorzijde van het gebouw stond de ketelinstallatie. In 1940 werd het Machinepompgebouw geëlectrificeerd: de stoommachines werden vervangen door dieselmotoren. De pompen werkten voortaan op stroom geleverd door het GEB (de non-profit-voorloper van het NUON). Bij ernstige en langdurige storingen wekten de dieselmotoren de benodigde stroom op.

Het was een beroemde en veel bezochte machinekamer. Een technisch tijdschrift uit 1941 schreef:"de goedgevulde en symmetrische machinekamer maakte dan ook op den binnentredende bezoeker een grootschen indruk en gold als een sieraad voor de stad Amsterdam.
 

Het Machinepompgebouw is tot 1996 door de Gemeentewaterleiding in gebruik gebleven. Het nieuwe pompstation ligt nu 150 meter verderop aan de Van Slingelandtstraat. De huidige waterbassins zijn bovengronds, maar de opstelling van het station is eigenlijk bijna hetzelfde gebleven: vijf (in plaats van vier) pompen en twee dieselaggregaten. De watertoren uit 1960 wordt nog steeds gebruikt, niet om druk te bewerkstelligen (dat doen de pompen), maar om drukstoten op te vangen. Bovendien is de twintig meter hoge waterkolom, met het reservoir aan de top, een eerste reserve.

Sinds enige jaren is er in West-Europa steeds meer animo om de negentiende-eeuwse industriële gebouwen die niet meer gebruikt worden, te behouden. Ze worden verbouwd tot musea, theaters, café-restaurants en ateliers, en in sommige gevallen tot kantoren of woonruimtes. De deelraad Westerpark heeft eind jaren tachtig het plan opgevat een 'ecowijk' te bouwen op het waterleidingterrein. Het machinepompgebouw moest daarvan het hart vormen, met een horecagelegenheid erin. Zo gezegd zo gedaan: sinds 20 december 1996 is café-restaurant Amsterdam in de voormalige machinekamer gevestigd. De overige ruimtes zijn verbouwd tot kantoren en een sportschool.

De machinekamer is altijd zeer goed onderhouden door de mensen die er werkten. Zo hoefden de nieuwe gebruikers de vis boven het bassin niet opnieuw te verven. Bij de inrichting van het restaurant is zoveel mogelijk intact gelaten: één dieselmotor is verhuisd naar het Energeticamuseum, de andere staat nog in het restaurant. (Helaas is het Energeticamuseum in 2007 opgedoekt omdat er geen overheidssubsidies zijn en de sponsoren niet meer wilden betalen.) Wel moesten drie van de vier pompen en alle regelapparatuur plaats maken voor tafels en stoelen, maar verder is alles bij het oude gebleven. De lampen zijn afkomstig uit de lichtinstallaties van De Meer en het Olympisch Stadion.